De gebruiker is de raadpleger van een website of de lezer van een catalogus gebaseerd op het Strip Informatie Model (SIM). Het document voor de gebruiker legt de begrippen en fundamenten uit zodat alle producten gebruikt en begrepen kunnen worden.
De ontwikkelaar maakt programmatuur om het publicatie proces te ondersteunen en de beheerder administreert alle gegevens omtrent stripboeken, stripverhalen en stripbladen die nodig zijn om de eindproducten te kunnen publiceren. Er is ook een pagina met uitleg over de infrastructuur die nodig is om comicweb te runnen.
Deze pagina is de beschrijving voor de gebruiker.
2. Inleiding
Als stripliefhebbers zijn we allemaal geïnteresseerd in stripboeken. Iedere stripliefhebber heeft kasten vol stripboeken, eerste drukken, tweede drukken, speciale drukken, hardcovers en softcovers. Er is een enorme verscheidenheid aan stripboeken die al geclassificeerd zijn in zogenaamde stripcatalogi. De catalogi zijn door de enorme productie, inmiddels zo dik geworden, dat we door de bomen het bos niet meer kunnen zien. Er is zo ontzettend veel geproduceerd dat daardoor de goede stripboeken bijna ondergesneeuwd raken.
Maar eigenlijk draait het niet om het stripboek maar om het stripverhaal dat er in staat. Men kan driehonderd verschillende versies van het stripboek Asterix en Het Romeinse Lusthof in de kast hebben staan in vijfentwintig verschillende talen, maar er wordt meestal maar één van die stripboeken gelezen. De eerste druk van Storm - De Diepe Wereld mag niet meer gelezen worden en daarom wordt het verzamelboek (dat inmiddels eigenlijk ook niet meer gelezen mag worden) of een herdruk maar uit de kast getrokken. De verdwaasde stripliefhebber zou eigenlijk nog voor een klein bedragje een leesversie kopen.
De stripliefhebber wil zich een tijdje vermaken door een stripboek te lezen. De verslaafde stripliefhebber leest natuurlijk ook de zoveelste Suske en Wiske, die eigenlijk niet meer het niveau van de oude stripverhalen haalt. En hij leest ook de laatste stripverhalen van Trigië, die niet echt meer het vermaak leveren van de eerste stripverhalen die getekend werden door Don Lawrence. De productie van Donald Duck stripverhalen is tot ongekende hoogte geëxplodeerd. Al had men een extra leven, dan nog zou men de productie niet bij kunnen houden (er is nog wel een groep van mensen die dat probeert, zie inducks.org).
Het gaat dus om het stripverhaal. Maar wat is eigenlijk een stripverhaal? Het lijkt een onzinnige vraag maar als we bijvoorbeeld kijken naar de productie omtrent Suske en Wiske, dan lijkt het niet zinnig om alles een stripverhaal te noemen. De hoeveelheid reclameverhalen die gemaakt zijn of acties die er gehouden worden met tekeningen van Suske en Wiske is enorm en om alles maar als stripverhaal te classificeren dient niet het leesplezier. Het is natuurlijk goed dat er mensen zijn die alles uit een bepaalde serie willen classificeren maar dat is niet ons doel.
De stripliefhebber wil leuke stripverhalen lezen en niet één of ander product aangesmeerd krijgen. Dit alles wil niet zeggen dat alle stripverhalen die voor reclame doeleinden gemaakt zijn geen stripverhaal zouden kunnen zijn. Zo zijn er drie verschillende Spaghetti stripverhalen allen getiteld Spaghetti houdt van Spaghetti waarin de spaghetti van Buitoni aangeprezen wordt. Deze stripverhalen genummerd R1, R2, R3 zijn in het Kuifje Weekblad in 1968 gepubliceerd.
We moeten echter een paar criteria hebben waarop we kunnen besluiten wat een stripverhaal is en wat niet. Het is een moeilijk terrein waarop we ons begeven want een criterium kan niet zijn of een stripverhaal leuk of spannend is. Het zou niet goed zijn om te zeggen dat niet leuke stripverhalen geen stripverhalen zijn. Ook al zou je dat bij bijvoorbeeld Donald Duck graag willen doen, dit gaat toch zeker te ver.
Zoals al eerder gezegd gaan we het stripverhaal scheiden van het begrip stripboek. Een stripboek bevat stripverhalen. Deze begrippen hebben kenmerken waar we later nog in detail op in zullen gaan, maar zo heeft een stripverhaal een tekenaar en een schrijver en een stripboek heeft een uitgever. In ons model heeft een stripboek dus geen tekenaar maar het stripverhaal dat er in staat wel.
We willen alle stripboeken ordenen, maar een ander doel is om een (chronologische) classificatie te maken van stripverhalen van een serie. We komen steeds verder in de problemen want eigenlijk moeten we ook definiëren wat een serie is. We vinden dat een stripboek waarin een stripverhaal over Lucky Luke staat tot de serie van Lucky Luke behoort. We stellen de definitie van het stripverhaal even uit en houden ons eerst bezig met de begrippen serie en stripboeken.
3. Stripboeken
We willen het model voor stripboeken en stripverhalen opbouwen aan de hand van de manier waarop de stripboeken normaliter in de kast staan. Zo staan de stripboeken van Lucky Luke bij elkaar en de Kuifje stripboeken staan ook bij elkaar. Er zit hier echter een addertje onder het gras want de Bruno Brazil - De haai die tweemaal stierf uit de collectie Jong Europa staat niet bij de andere stripboeken van Bruno Brazil, maar bij de andere stripboeken uit de collectie Jong Europa.
Hierin zien we dat we twee typen stripboekenseries hebben. Deze twee typen stripboekenseries noemen we nu even de normale stripboekenserie en de collectie. De stripverhalen in stripboeken uit een bepaalde stripboekenserie hebben eenzelfde karakteriserende eigenschap. Zo heeft het eerder genoemde Bruno Brazil stripboek uit de collectie Jong Europa als karakteriserende eigenschap dat het stripboek over Bruno Brazil gaat. Verder heeft het als karakteriserende eigenschap dat het in de collectie Jong Europa zit. We noemen de karakteriserende eigenschap van het stripverhaal een interne karakteriserende eigenschap van het stripverhaal en de karakteriserende eigenschap van het stripboek een externe karakteriserende eigenschap van het stripboek. Dit is dus iets dat over het stripboek gaat, zoals de collectie waar het in zit, of de uitgever, b.v. de Luky Lukes in de Lekturama Box. We beperken ons door het feit dat karakteriserende eigenschappen uniek moeten zijn in de zin dat een stripverhaal maar één interne karakteriserende eigenschap mag hebben en een stripboek maar één externe karakteriserende eigenschap mag hebben. Vaak zijn de interne en externe karakteriserende eigenschappen gelijk. Een stripboek waarop staat dat het een Donald Duck stripboek is en dat alleen maar een stripverhaal bevat dat over Donald Duck gaat is een voorbeeld hiervan.
We willen eigenlijk wel dat alle stripboeken met dezelfde interne karakteriserende eigenschap tot een stripboekenserie behoren, b.v. de stripboeken van Lucky Luke. Een stripboek kan zo dus tot een normale stripboekenserie en een collectie behoren, maar dat willen we weer niet want in het algemeen zal het stripboek als het in een collectie zit daar in de kast gezet worden. We maken daarom het volgende onderscheid: alle stripboeken met een stripverhaal met dezelfde interne karakteriserende eigenschap vormen een extended stripboekenserie en alle stripboeken hieruit die niet tot een collectie horen vormen de gereduceerde stripboekenserie. Dat wat we net een normale stripboekenserie genoemd hebben heet dus nu een gereduceerde stripboekenserie (later komt nog een verdere precisering). Een stripboek zit zo dus uniek in een gereduceerde stripboekenserie of in een collectie.
Voor de meeste stripboeken is het niet moeilijk om te bepalen tot welke stripboekenserie ze behoren maar er zijn wat uitzonderingen.
Daartoe onderscheiden we drie type stripboeken:
een normaal stripboek,
een verzamel stripboek,
een omnibus
Een normaal stripboek is een stripboek met maar één stripverhaal, een verzamel stripboek is een stripboek met meerdere stripverhalen met dezelfde interne karakteriserende eigenschap (b.v. een stripboek met stripverhalen over Iznogoedh) en een omnibus is een stripboek met meerdere stripverhalen met verschillende interne karakteriserende eigenschappen (b.v. Het ABN Bank Stripdossier dat een stripverhaal Supermanoeuvre! van Leonardo en het stripverhaal De vliegende hollander van Robert en Bertrand bevat).
Als een stripboek niet tot een collectie behoort, is het voor normale en verzamel stripboeken gemakkelijk te bepalen tot welke gereduceerde stripboekenserie ze behoren door te kijken naar de interne karakteriserende eigenschap van een stripverhaal uit het stripboek. Omnibussen die niet bij een collectie horen (zoals b.v. Het ABN Bank Stripdossier) staan dus in principe los van stripboekenseries. We willen hier een uitzondering op maken. Een omnibus mag tot een gereduceerde stripboekenserie behoren als een duidelijke externe karakteriserende eigenschap dat toelaat. Zo kan het b.v. zijn dat er een omnibus is waar vele stripverhalen in staan waaronder een stripverhaal van Suske en Wiske en een stripverhaal van de Jerom. Op de omslag van het stripboek wordt dan groot Plezier met Suske en Wiske gezet waardoor dit stripboek tot de gereduceerde stripboekenserieSuske en Wiske gaat behoren. Het staat in de kast ook gewoon bij de stripboeken van Suske en Wiske.
Na deze beschouwing kunnen we samenvattend zeggen:
Een collectie is een verzameling van stripboeken die louter en alleen door een externe karakteriserende eigenschap bij elkaar horen doordat expliciet aangegeven wordt dat ze bij elkaar horen.
Een gereduceerde stripboekenserie bevat:
alle normale en verzamel stripboeken die niet tot een collectie behoren en die een stripverhaal bevatten met een bepaalde interne karakteriserende eigenschap.
alle omnibussen die niet tot een collectie behoren waarvan de externe karakteriserende eigenschap gelijk is aan de bepalende interne karakteriserende eigenschap.
We hebben nu bereikt dat een stripboek uniek tot een gereduceerde stripboekenserie of een collectie behoort of een omnibus is die nergens bij hoort. Zo zetten we de stripboeken ook in de kast: een rij gereduceerde stripboekenseries, een rij collecties en een rij losse omnibussen die nergens bijhoren.
We zouden dit alles kunnen opzoeken in een stripcatalogus. In een stripcatalogus is een vermenging van het begrip stripboek en stripverhaal echter niet vermijdbaar. Als we in de catalogus bij Bruno Brazil kijken willen we eigenlijk alle stripboeken zien met een stripverhaal van Bruno Brazil.
Zo zien we dat er van het stripboekBruno Brazil - De haai die tweemaal stierf twee versies bestaan: een gewone en één in de collectie Jong europa. Als we de eerste willen hebben, kijken we in de kast bij de stripboeken van Bruno Brazil en als we de tweede willen hebben, kijken we in de kast bij de stripboeken van Jong Europa. Maar de versie uit de collectie Jong Europa staat twee keer in de catalogus.
Om dit concreet te maken hebben we het begrip subcollectie nodig: alle stripboeken uit een collectie met dezelfde interne karakteriserende eigenschap vormen een subcollectie. Om deze subcollecties bij de juiste gereduceerde stripboekenserie te kunnen administreren definiëren we het begrip extended stripboekenserie dat de gereduceerde stripboekenserie als het ware uitbreidt met de juiste subcollecties.
Een extended stripboekenserie bestaat uit een gereduceerde stripboekenserie met alle bestaande subcollecties met dezelfde interne karakteriserende eigenschap en alle omnibussen die een stripverhaal bevatten met dezelfde interne karakteriserende eigenschap. Een omnibus komt in de stripcatalogus voor bij elke stripboekenserie in de catalogus waarvan de omnibus een stripverhaal bevat.
Een stripcatalogus administreert alle extended stripboekenseries en de collecties. Comicweb is een online stripcatalogus.
Als voorbeeld zien we dat we binnen de collectieOberon Reeks drie stripboeken van Joris PK hebben die een subcollectie vormen en twee omnibussen die één stripverhaal van Joris PK bevatten:
We zien in bovenstaande voorbeeld voor het eerst de kleurenconventie en symbolen die op comicweb gebruikt worden:
Blauw
Extended stripboekenserie
Het voorbeeld toont de complete extended stripboekenserie van Joris PK.
Groen
Subcollectie
Het voorbeeld toont twee subcollecties
van de collectiesOberon Reeks (die drie stripboeken van Joris PK bevat ) en Oberon Strips (die een stripboek van Joris PK bevat).
Rood
Stripboekenreeks
Stripboekenreeksen worden later uitgelegd.
De gereduceerde stripboekenserie bestaat uit een stripboekenreeks (Hoofdreeks) die drie stripboeken bevat. De twee subcollecties bevatten ieder ook een stripboekenreeks die eigenlijk geen naam hebben en daarom allebei Reeks nr 1. heten
Paars
Omnibussen
De
extended stripboekenserie Joris PK bevat 1 omnibus Het Cartoon Aid Boek.
Dit is de enige omnibus is die een stripverhaal van Joris PK bevat.
Toon stripboeken
Om de stripboeken uit een stripboekenreeks te zien kan op dit symbool geklikt te worden. De lijst van stripboeken verschijnt dan in dezelfde pagina. Zo kan de lijst van alle stripboeken uit de stripboekenserie op de pagina gezien worden. Ook kan op de naam van de stripboekenreeks geklikt worden waarna de stripboeken uit de stripboekenreeks in een aparte pagina getoond worden.
Als dit bijvoorbeeld gedaan wordt bij het symbool voor de Omnibussen zal Het Cartoon Aid Boek getoond worden.
Sluit stripboeken
Als op dit symbool geklikt wordt, zullen de stripboeken uit een stripboekenreeks van het scherm verdwijnen. Dit kan, in eerste instantie, in bovenstaande voorbeeld gedaan worden bij het symbool onder de Oberon Reeks.
Toon afbeeldingen
Als op dit symbool geklikt wordt zullen de afbeeldingen van de stripboeken uit een stripboekenreeks het scherm verschijnen. Dit kan, in initiele instantie, in bovenstaande voorbeeld gedaan worden bij het symbool onder de Oberon Reeks
Sluit afbeeldingen
Om de afbeeldingen van de stripboeken weer te laten verdwijnen kan op dit symbool geklikt worden.
Comicweb kent ook het concept stripboekenplank. De stripboekenplank van een extended stripboekenserie bestaat uit alle afbeeldingen van alle stripboeken uit de extended stripboekenserie. Als men op de link van de extended stripboekenserie klikt (b.v. Joris PK) zal de stripboekenplank verschijnen. Ook kan een stripboekenplank van een stripboekenreeks gezien worden door via de aparte pagina voor een stripboekenreeks te navigeren. Zo krijgt men bijvoorbeeld de stripboekenplank van alleen de Hoofdreeks.
Er zijn nog twee details die we moeten bespreken. Er zijn gereduceerde stripboekenseries met maar één stripboek en er zijn stripboeken waarvan het niet duidelijk is wat nou de interne karakteriserende eigenschap is. Deze stripboeken staan niet als gereduceerde stripboekenserie in de kast maar staan bij elkaar. Als men de gereduceerde stripboekenseries met maar één stripboek gewoon tussen de andere stripboekenseries in de kast zet, zijn ze bijna niet meer terug te vinden.
Een stripboek dat niet samen met een ander stripboek tot een gereduceerde stripboekenserie behoort en dat niet in een collectie zit, noemen we een los stripboek. Voorbeeld is het stripboekHet eskader des doods met als interne karakteriserende eigenschapBob Mallard. Er is geen ander stripboek over Bob Mallard. Verder zijn er stripboeken die niet tot een stripboekenserie behoren omdat er geen duidelijke interne karakteriserende eigenschap buiten de titel van het stripboek is. Voorbeeld hiervan is het Bal du rat mort. Dit soort stripboeken behoren niet tot een stripboekenserie en zijn ook losse stripboeken.
Losse stripboeken delen we op in twee categorieën:
Losse stripboeken zitten altijd in een van deze twee stripboekenseries die zelf collecties zijn.
Men kan lang discussiëren of een bepaald stripboek nou tot de Stripboekenseries met 1 stripboek behoort of tot de Stripboeken zonder stripboekenserie. Bovendien zetten we de losse omnibussen tussen de stripboeken zonder stripboekenserie.
In de kast vol stripboeken zien we dus nu de volgende vier categorieën: Gereduceerde stripboekenseries, Collecties, Stripboekeneries met 1 stripboek en de Stripboeken zonder stripboekenserie.
In een stripcatalogus zien we de volgende categoriën:
Extended stripboekenseries,
Collecties,
Stripboekeneries met 1 stripboek,
Stripboeken zonder stripboekenserie.
Om het zoeken te vergemakkelijken, hebben we dan ook een index van stripboekenseries en collecties en een index van titels van stripboeken of natuurlijk met moderne methodes als een goede search engine.
Op deze manier zoeken we het makkelijkst in de kast en administreren we de stripboeken in de stripcatalogus efficiënt.
Een paar speciale gevallen:
Er kan in de stripcatalogus een extended stripboekenserie staan terwijl er geen gereduceerde stripboekenserie in de kast staat. Een voorbeeld hiervan is de serie Pechvogel waarvan alleen maar stripboeken in collecties verschenen zijn.
Een stripboek uit een stripboekenserie die maar 1 stripboek bevat komt voor in de lijst van Stripboekenseries met 1 stripboek (!), maar kan ook in een extended stripboekenserie voorkomen (omdat er een stripboek in een collectie zit die tot deze extended stripboekenserie behoort. Een voorbeeld hiervan is de serie 3L waarvan buiten collecties maar één stripboek verschenen is, namelijk de Nestlé uitgave van uit 1970.
4. Stripverhalen
Voor stripverhalen ligt de zaak eenvoudiger omdat we ons alleen maar bezig hoeven te houden met interne karakteriserende eigenschappen. Een stripverhaal behoort met een ander stripverhaal tot dezelfde stripverhalenserie als ze dezelfde interne karakteriserende eigenschap hebben. Zo hebben we de stripverhalen van Lucky Luke en van Suske en Wiske, maar we kunnen ook de stripverhalenserie definiëren van stripverhalen van Carl Barks, de interne karakteriserende eigenschap hoeft namelijk niet alleen over de inhoud te gaan maar kan ook over de tekeningen gaan! Een stripverhaal dat niet tot een stripverhalenserie behoort is een los stripverhaal. Ieder stripverhaal uit een stripverhalenserie heeft een uniek V-nummer, b.v. V1 of V153. Het getal achter de V geeft het nummer in de ordening (b.v. chronologisch) aan. Zo kent de stripverhalenserieStef Ardoba 8 V-nummers beginnend bij V1 De Kalunakegels en eindigend bij V8De levenplukkers. In paragraaf 6 zullen we meer in detail ingaan op de V-nummering.
Zo hebben we dus aan de ene kant de stripboekenserieLucky Luke met alle stripboeken over Lucky Luke en aan de andere kant hebben we de stripverhalenserie van Lucky Luke. Bij ieder stripboek hoort zo een inhoudsopgave met alle stripverhalen uit dat stripboek en bij ieder stripverhaal hoort een lijst van referenties van stripboeken waarin dat stripverhaal gevonden kan worden. Het doel is om voor iedere serie een volledige lijst van stripboeken en een complete chronologische lijst van stripverhalen te maken samen met de inhoudsopgaven en de referenties. Voor sommige series is dit triviaal (b.v. Largo Winch) omdat ieder stripboek gewoon één stripverhaal bevat en omdat ieder stripverhaal (vooralsnog) maar in één stripboek bevat is. Maar soms is het ook zeer gecompliceerd zoals bij Donald Duck of Iznogoedh.
We kunnen de begrippen stripboekenserie en stripverhalenserie iets nuanceren door stripboekenreeksen en stripverhalenreeksen te definiëren.
Een stripboekenserie bevat stripboekenreeksen door aan ieder stripboek een additionele eigenschap toe te kennen. Zo zien we b.v. binnen de Donald Duckstripboekenserie als eerste stripboekenreeksDe beste verhalen van Donald Duck die uit 135 stripboeken bestaat. Het feit dat een Donald Duck stripboek in deze stripboekenreeks zit, is een eigenschap van het stripboek omdat de beschrijving op het stripboek staat. Een ander voorbeeld vinden we bij Suske en Wiske waar we o.a. de volgende stripboekenreeksen kennen: Vlaamse ongekleurde reeks, Blauwe reeks, Nederlandse ongekleurde reeks met respectievelijk 35, 7 en 24 stripboeken.
Een stripverhalenreeks definiëren we door aan een stripverhaal uit een stripverhalenserie een extra eigenschap toe te kennen. Zo kennen we volgende stripverhalenreeksen van Blueberry : Luitenant Blueberry, De jonge jaren van Blueberry en Marshall Blueberry. Het is niet toevallig dat we dit in de nieuwere uitgaven ook terug zien in de stripboekenreeksen van Blueberry zijn.
Later gaan we nog preciezer in op het begrip stripverhaal, maar hier willen we alvast vermelden dat we naast de stripverhalenserie en de stripverhalenreeks ook nog het begrip vervolgverhaal kennen. De stripverhalenserieBlueberry blinkt bijvoorbeeld uit in lange vervolgverhalen. De reeks Luitenant Blueberry begint met het stripverhaal over Fort Navajo dat logisch gezien doorloopt tot het stripverhaal Oorlog of Vrede. De titels van de stripboeken zijn in dit geval natuurlijk gelijk aan de stripverhalen. De nummering in de meest bekende stripcatalogus (Matla) geeft dit als sub-reeks een eigen nummer en de episodes uit de sub-reeks een superscript nummer. Zo heeft Fort Navajo het nummer V11 en Oorlog of Vrede het nummer V16. Dit is voor een chronologische lijst erg onhandig. Wij zullen dan ook dit soort episodes gewoon een stripverhaal noemen want de stripverhalen hebben toch een welgedefinieerd begin en eind en dus zullen ze een eigen nummer krijgen.
We moeten trouwens voor ieder stripverhaal bepalen wat de interne karakteriserende eigenschap is. Als Wiske optreedt in een stripverhaal van Jerom, waarom zouden we die Jerom dan geen Suske en Wiske noemen? Welnu, op het stripboek of boven de titel van het stripverhaal staat dat het een Jerom is en dus doen we niet moeilijk en de interne karakteriserende eigenschap is Jerom en het stripverhaal behoort niet tot de stripverhalenserieSuske en Wiske. Het paradoxale hierin ligt, zoals al eerder gemeld, in het feit dat ook de interne karakteriserende eigenschap vaak op de uitgave staat. Het is nu eenmaal zo dat we het stripverhaal niet zouden kennen zonder dat het gepubliceerd is, een stripverhaal is niet iets abstracts.
Als een stripverhaal alleen een titel heeft en verder niets karakteriserends heeft, dan behoort, zoals al eerder vermeld, het stripverhaal niet tot een stripverhalenserie en is het een los stripverhaal. Zo is het altijd duidelijk tot welke stripverhalenserie het stripverhaal behoort. De stripverhalenserieOrion is een andere stripverhalenserie dan Alex, ook al is het thema en de context van beide stripverhalenseries hetzelfde.
We willen nu toch eindelijk het begrip stripverhaal definiëren want we willen namelijk niet alles een stripverhaal noemen. Een tekening is bijvoorbeeld geen stripverhaal. Laten we voor de definities allereerst het woordenboek raadplegen:
Verhaal:
verslag van een reeks ware of fictieve gebeurtenissen
Stripverhaal:
verhaal dat bestaat uit tekeningen met bijschriften
Uitgaande van deze definities uit het woordenboek kunnen we nog zeer slechte stripverhalen krijgen. Zo kunnen we niet samenhangende stripverhalen krijgen, door gewoon een stelletje tekeningen bij elkaar te rapen, stripverhalen zonder begin en eind, enz. Dit soort stripverhalen willen we toch vermijden.
Zo komen we tot een lijst van criteria waarop we kunnen beoordelen of een verzameling van tekeningen een stripverhaal vormen:
De tekeningen volgen logisch op elkaar
Er is een wel gedefinieerd begin en eind
Het blijft helaas altijd een subjectieve beslissing of een verzameling tekeningen een stripverhaal vormen. De zin tekeningen die elkaar logisch opvolgen bevat het woord logisch en wat voor de één logisch kan zijn is misschien voor een ander helemaal niet logisch. Ook de termen welgedefinieerd begin en eind zijn natuurlijk subjectief, maar vaak laten we dat over aan de makers. Vooral bij vervolgverhalen is dit niet altijd duidelijk, maar als de schrijver einde van dit verhaal zegt noemen we dat een welgedefineerd eind.
Als een stripverhaal tot een bepaalde stripverhalenserie behoort moeten gebeurtenissen plaats vinden in de normale context van de stripverhalenserie. De interne karakteriserende eigenschap moet geen kwaad aangedaan worden. Parodiën op de serie Lucky Luke behoren niet tot de serie Lucky Luke. We zouden graag zien dat de interne karakteriserende eigenschap bij zo'n stripverhaal niet Luky Luke is maar Parodie op Lucky Luke. Een stripverhaal dat buiten de normale context van een stripverhalenserie valt kan natuurlijk die context een beetje veranderen. Als er vele stripverhalen in een andere context verschijnen, kan dat vroeger niet als een stripverhaal in de stripverhalenserie beschouwd werd, een tijd later wel degelijk tot de stripverhalenserie behoren.
Dit alles zal altijd tot veel discussie leiden bij de stripverhalen die op het randje zitten. Toch willen we dit proces aangaan om de enorme troep die ontstaan is, bij bijvoorbeeld Suske en Wiske, weg te filteren. Deze troep willen we verwijzen naar de leefwereld van de Suske en Wiske verzamelaars en weg te houden van de leefwereld van de stripliefhebber.
Een ander punt dat we dienen te bespreken is de lengte van een stripverhaal. De al eerder genoemde stripcatalogus (Matla) onderscheidt korte stripverhalen van de andere stripverhalen. Het criterium of een stripverhaal een kort stripverhaal is ligt in deze stripcatalogus in het feit of er significante ontwikkelingen plaats vinden bij de stripfiguren. Als dit niet zo is wordt een stripverhaal een kort stripverhaal genoemd en krijgt het een zogenaamd K nummer en anders een zogenaamd V nummer. Op zich is hier niets mis mee. Natuurlijk blijft het steeds een enorme discussie of een stripverhaal een K nummer zou moeten krijgen of een V nummer. Echter niemand maalt hier om. Er zijn twee lijstjes en die worden gretig gebruikt. Het slechtste aan het systeem is het feit dat de lengte van het stripverhaal er niet toe doet of een stripverhaal kort is of niet (!).
Wij zullen dan ook het onderscheid niet maken. Een stripverhaal is een stripverhaal (zoals eerder gedefinieerd), en een stripverhaal heeft een bepaalde lengte. Er ontstaat wel een probleem bij de stripverhalen van lengte 1 (zogenaamde gags). Dit probleem ontstaat omdat er daar meestal significant meer van zijn dan van de andere stripverhalen. Zo zijn er 657 Carl Barksstripverhalen over de Ducks waarvan er 149 van lengte 1 zijn (22%). Men zou op het standpunt kunnen staan dat dit de langere stripverhalen overschaduwt. Moeten we de gags van Suske en Wiske ook mee tellen? Het antwoord daarop is Ja. Er moet een chronologische lijst komen van stripverhalen uit de stripverhalenserie en de lengte moet daar niet toe doen. Als we willen, zouden we daar dan weer sublijsten (stripverhalenreeksen) van kunnen maken. Een andere oplossing zou zijn om voor de gags een aparte stripverhalenserie (lees interne karakteriserende eigenschap) te definiëren zoals b.v. Lambik. We zouden ook voor de Carl BarksstripverhalenWDC stripverhalen een eigen lijst kunnen geven. Zo kan dus het stripverhaalWDC 36: The mighty trapper het nummer CB.V7 in de stripverhalenserieDuck stripverhalen van Carl Barks krijgen, terwijl het nummer 6 is van de WDCstripverhalen. Het maken van sublijstjes is dan de manier om overzicht te krijgen.
Voor Suske en Wiske zouden we vele sublijstjes kunnen maken. Trigië krijgt sublijstjes voor Don Lawrence en de andere tekenaars.
Een ander probleem is dat de lengte van een stripverhaal vaak niet eenduidig is. Dat komt omdat de lengte, gemeten in pagina's, van het stripverhaal vaak afhangt van de uitgifte. Zo zijn er Donald Duckstripverhalen in de originele uitgave uitgegeven op drie stroken per pagina terwijl ze in de latere stripboekenreeksDe beste verhalen van Carl Barks soms op vier stroken per pagina zijn uitgegeven. Eigenlijk zouden we de lengte van een stripverhaal in plaatjes of stroken moeten meten. Maar aangezien dit te lastig is, zullen we de lengte toch in pagina's meten en de dubbelzinnigheid op de koop toenemen.
Een stripverhaal kan uit zogenaamde hoofdstukken bestaan. Een hoofdstuk dient wel expliciet in het stripverhaal zelf aangegeven te worden. Dit gebeurt vaak in de publicatie van het stripverhaal in een stripblad maar gebeurt ook wel explciet in de publicatie in een stripboek. Zo bestaat het stripverhaalHet eiland Arroyoka uit zes hoofdstukken (beginnend bij Het strand en eindigend bij De witte grens). Zowel in het bijbehorende stripboek Het eiland Arroyoka als in het stripblad Kuifje (waarin dit stripverhaal in 1971 gepubliceerd is beginnend in nr. 18) worden deze hoofdstukken aangegeven. Soms is het zo dat de hoofdstukken in de stripbladen wel expliciet aangegeven worden terwijl dat in het stripboek niet gebeurt.
5. Stripbladen
Lange tijd hebben we ons verzet tegen het opnemen van de zogenaamde stripbladen in ons model. Een stripblad is een op geregelde tijden verschijnend blad dat voornamelijk stripverhalen bevat. Bijna altijd heeft een stripblad een zachte kaft en verschijnt het periodiek, bijvoorbeeld wekelijks of maandelijks. Twee stripbladen behoren tot dezelfde stripbladserie als ze dezelfde naam hebben. Voorbeelden van stripbladseries zijn Donald DuckRobbedoes, Pep en Pilote, maar er zijn er heel veel meer. De publicatie van een stripverhaal in een stripblad zullen we een stripbladstripverhaal noemen om het verschil met een publicatie van een stripverhaal in een stripboek expliciet aan te geven.
De reden dat we de stripbladen meden ligt in het feit dat de hoeveelheid stripverhalen in de stripbladen bijna oneindig lijkt te zijn. Om daar een ordening in te brengen lijkt een bijna onmogelijke taak en we zijn tijden daar verre van gebleven. Het moet echter wel direct toegegeven worden dat de informatie in de stripbladen zeer interessant is.
Er zijn wel mensen en groepen van mensen die proberen ordening aan te brengen in de stripverhalen uit stripbladen. De twee beste voorbeelden zijn inducks.org en Bande Dessinée Oublie. Er zijn zo ontzettend veel Donald Duckstripverhalen dat het zeer bewonderswaardig is dat er mensen zijn die dat bij willen houden en willen ordenen. De informatie over de Franse vergeten stripboeken is zo bijzonder en wordt zo vaak gebruikt dat we op een gegeven moment ingezien hebben dat we de Nederlandse stripbladen niet langer konden negeren.
Een belangrijk doel is om per stripverhalenserie een chronologische lijst te maken van de stripverhalen. Ieder stripverhaal in de chronologie krijgt zo een V-nummer. We gaan nu echter toestaan dat er stripverhalen zullen zijn uit weekbladen die we (nog) niet in de chronologie opnemen. Dit kan gedreven zijn door de tijd die beschikbaar is om de chronologische lijsten te maken of door het feit dat we sommige stripverhalen helemaal niet willen ordenen. We konden ons niet voorstellen dat er iemand is die alle stripverhalen van Dombo chronologisch in een lijst wil hebben en dus was daar alleen een W-lijst van stripbladstripverhalen van (uiteindelijk toch maar aan de Dombo lijst begonnen want deze kwam natuurlijk naar voren).
We zullen per stripverhalenserie lijsten gaan maken van stripverhalen uit stripbladen door de stripbladen te gaan indexeren. De lijst van stripverhalen die zo ontstaat is zo een ratjetoe van stripverhalen uit allerlei stripbladen. Een voorbeeld hiervan zijn de stripbladstripverhalen van
Kuifje waarin zowel V-nummers als W-nummers voorkomen. We willen niet alle stripbladstripverhalen, zoals W3 - De geheimizinnige heroïsche belevenissen van de ruimte-agent (p60) van Bob de Moor promoveren tot stripverhalen.
De stripverhalen uit deze lijsten zullen ook een nummer krijgen. Als het stripverhaal voorkomt in de V-nummer lijst dan krijgt dit stripverhaal natuurlijk het juiste V-nummer. Als het stripverhaal uit het stripblad niet voorkomt in de V-nummer lijst dan zal het een W-nummer krijgen. We geven het een W-nummer omdat het stripverhaal meestal uit een Weekblad komt. Het blijkt trouwens nog zeer moeilijk te zijn om te ontdekken dat twee stripverhalen hetzelfde zijn. Zo hebben de stripverhalen in het Donald Duck weekblad bijna altijd een andere titel dan de stripverhalen uit de stripboeken. In de V-nummer lijst zullen we meestal de titel van een stripverhaal uit het stripboek leidend laten zijn.
De vertalingen van uit het buitenland afkomstige stripverhalen is bovendien ook vaak nog eens heel verschillend in de stripbladen en stripboeken.
Een soort gelijk probleem bestaat met de stripverhalen uit de omnibussen. Er staan vaak heel veel stripverhalen in een omnibus die we niet altijd in een chronologie op willen nemen. Dit soort stripverhalen zullen een O-nummer krijgen.
Comicweb probeert aan alle stripverhalen in stripbladen het juiste V-nummer of O-nummer toe te kennen. Dit betekent dat ieder stripverhaal in een stripblad vergeleken moet worden met de stripverhalen in de stripboeken. Dit is een tijdrovende bezigheid. Zo zijn er onnoemelijk veel stripverhalen van Fc Knudde. Al die stripverhalen onderling en met de stripverhalen uit de stripboeken te vergelijken kost veel tijd. Daarom doet comicweb, indien het niet zeker is, een geautomatiseerde gok of twee stripverhalen hetzelfde zijn. Indien geautomatiseerd besloten wordt dat een stripverhalen hetzelfde is als een ander stripverhaal, zal de titel van dit stripverhaal rood gekleurd zijn. Zo zien we hieronder de eerste drie stripverhalen uit EPPO1977Nr. 7.
Het derde stripverhaal uit dit stripblad is zeker gelijk aan het TrigiestripverhaalV54 getiteld De gelofte van Lukaz Rann.
Het tweede stripverhaal uit dit stripblad is waarschijnlijk gelijk aan het vierde stripverhaal van Fc Knudde, genummerd O25
, uit het stripboek Strip Mix - Derde reeks - Deel 3. Comicweb heeft dat besloten omdat de eerste vijf woorden van de tekst uit de stripverhalen gelijk zijn. Dit wil niet zeggen dat de stripverhalen zeker gelijk zijn, maar het is wel een sterke aanwijzing.
We moeten niet vergeten dat de lijst van V-nummers het eigenlijke doel is en dat de W en O lijsten puur een (tijdelijk) hulpmiddel zijn om de V lijst zo compleet mogelijk te maken.
In de vorige paragraaf is het onderscheid uitgelegd tussen de V-nummers en de W en O-nummers. De W-nummers zijn specifiek bedoeld voor de stripbladstripverhalen en de O-nummers zijn specifiek bedoeld voor stripverhalen in omnibussen die niet in de V-nummers voorkomen. Er zijn drie uitbreidingen op de V-nummering mogelijk:
Een stripverhaal kan tot meerdere genummerde lijsten behoren en dus meerdere V-nummers hebben.
Hertekeningen van stripverhalen zullen niet het zelfde V-nummer kunnen hebben.
Mogelijkheid tot aanpassing van de letter V.
Ad1) Een stripverhaal kan tot meerder genummerde lijsten behoren. Zo kan een stripverhaal van Donald Duck in de lijst van de stripverhalen van Donald Duck staan, maar ook in de lijst van de tekenaars of schrijvers. De term creator zal gebruikt worden voor zowel een tekenaars als een schrijvers.
We zullen twee type lijsten ondersteunen:
De lijst van stripverhalen behorend bij een stripverhalenserie
De lijst van stripverhalen behorend bij een creator
Zo zien we dat een stripverhaal in net zo veel lijsten voor kan komen als het het aantal creators van het stripverhaal plus één.
Als eerste voorbeeld nemen we het Oma DuckstripverhaalDie lieve Oma Duck (in het Engels bekend als Donald's Grandma Duck). In de lijst van Oma Duckstripverhalen heeft dit stripverhaal op het moment van schrijven dit nummer V1. In de lijst Duck stripverhalen van Carl Barks heeft dit stripverhaal echter het nummer V146 (Dit is het eerste Carl Barks Duck stripverhaal dat niet over Donald gaat).
Om aan te geven dat het V-nummer uit de lijst komt behorende bij Carl Barks zal het V-nummer een pre-fix krijgen. In dit geval krijgt het V-nummer de pre-fix CB en wordt het V-nummerCB.V146. Dit stripverhaal heeft dus twee V-nummers: CB.V146 en V1.
Als tweede zien we het stripverhaalHet goud van piraat Morgan (in het Engels beter bekend als Pirate Gold) dat zelfs drie V-nummers: V1, CB.V1 en JH.V1 (waarbij JH staat voor Jack Hannah) heeft. Een V-nummer behorend bij een creator heeft altijd een pre-fix. Een V-nummer zonder pre-fix behoort dus tot een stripverhalenserie.
Aangezien dit best wel verwarrend is zal ieder stripverhaal precies één nummer hebben
waaronder het algemeen bekend zal staan. In dit geval zal dat CB.V1 zijn om dit in het algemeen
Carl Barks als beste tekenaar van Donald Duck gezien wordt. Dit unieke V-nummer zullen we het wel-bekende-nummer van een stripverhaal noemen. Meestal zal het wel-bekende-nummer bij de stripverhalenserie horen en niet bij de creator (Carl Barks is echt een exceptioneel in de gigantische wereld van Duck stripverhalen). Zo is het wel-bekende-nummer van Rikki en Wiske in Chocowakije gewoon V1, en dat geldt evenzo voor de stripverhalenFort Navajo, De deserteur van Toro-Toro en Dossier A.
Ad 2) Sommige stripverhalen zijn door de tekenaar hertekend waardoor meerdere versies van een stripverhaal ontstaan. Het meest bekend zijn de negen stripverhalen van Kuifje beginnend bij Kuifje in Afrika lopend tot De krab met de gulden scharen.
Deze stripverhalen zijn allen (minstens één keer) hertekend. Zouden we iedere hertekening een andere V-nummer geven dan zouden we opeens veel meer stripverhalen hebben dan dat we nu gewend zijn. Daarom introduceren we het subnummer. De eerste hertekening van een stripverhaal krijgt subnummer b en het originele stripverhaal krijgt dan subnummer a. Als een V-nummer dus een subnummer a heeft weet men zeker dat er een hertekening is.
Zo is V9a het V-nummer van het stripverhaalKuifje en het zwarte goud dat voor het eerst gepubliceerd is in Le Petit Vingtième in 1939 en is V9b de hertekende versie die gepubliceerd is het Belgische stripbladTintin in 1948. Het het stripverhaalKuifje in de Sovjet unie is niet hertekend en heeft gewoon nummer V1. De criteria om de besluiten een stripverhaal hertekend is vergen een apart artikel. Zo is het duidelijk dat de Kuifje en het zwarte goud uit de Le Petit Vingtième hertekend is voor het Weekblad Tintin, maar of de Kuifje en het zwarte goud uit het gelijknamige stripboek nog weer hertekend is, is een onderwerp van studie.
Ad 3) Een nummer van een stripverhaal hoeft niet persé met een V te beginnen. Zo kennen we al de W en O-nummers maar we zullen ook een generalisatie gebruiken.
We zullen voor alle Duck stripverhalen van Carl Barks de nummers CB.V1. t/m CB.V657 gebruiken. Maar Carl Barks heeft ook nog andere stripverhalen gemaakt. Zo heeft hij, nadat hij gestopt was met tekenen nog enkele Duckstripverhalen geschreven. Deze stripverhalen zullen we met een A (van Addendum) aangeven.
Zo heeft het Oom Dagobert stripverhaal
Koning Dagobert de eerste het nummer CB.A1a met (op het moment) als wel-bekende-nummerTS.V88a. Het wel-bekende-nummer begint met TS omdat het stripverhaal nou eenmaal getekend is door Tony Stroble en weer hertekend is door Daan Jippes. De hertekening van Daan Jippes heeft nummer CB.A1b met als (vooralsnog) wel-bekende-nummer DJ.V59b. Om niet alle overige stripverhalen van Carl Barks, zoals het ene Mickey MousestripverhaalHet meisje met de rode hoed de V-nummering te laten frustreren zullen die een E-nummer (van Extra) krijgen. Zo heeft Het meisje met de rode hoed het nummer CB.E2 en CB.E1 is het stripverhaalPluto redt een schip. Al de nummers in deze voorbeelden gelden op het moment van schrijven van dit document waarbij de stripverhalen van Barney Bear (nog) niet meegenomen zijn. Het doel is om al deze lijsten uiteindelijk compleet en consistent te krijgen.
Een ander interssant voorbeeld zijn de al eerder genoemde stripverhalen van Kuifje. We weten al jaar en dag dat er 23stripverhalen van Kuifje zijn (dan rekenen we even voor het gemak het stripverhaalKuifje en de alfa-kunst niet mee). Om dit zo te houden beginnen de verfilmde stripverhalen met een F. Zo heeft Kuifje en het haaienmeer het nummer F2. Het stripverhaalDe gorillas van de held getekend door Bob de Moor krijgt het nummer E1 omdat het gewoon niet in de V-lijst past.
Een nummer dat niet met een V, O, of W begint is altijd speciaal en zal niet zo heel veel voorkomen. Het nummeringsysteem zal het echter wel toelaten.
7. Het Diagram van het Model en definitie der begrippen
Alle belangrijke begrippen die we in het voorgaande hoofdstuk gedefinieerd hebben, kunnen met hun onderlinge relaties teruggevonden worden in:
Figuur 1
Hieronder staat de tabel met de belangrijkste begrippen van het Strip Informatie Model:
Stripverhaal
Een stripverhaal bestaat uit tekeningen met bijschriften dat een verslag
vormt van een reeks ware of fictieve gebeurtenissen waarvan de tekeningen logisch op elkaar
volgen met een wel gedefinieerd begin en eind.
Stripboek
Een boek met één of meer stripverhalen.
Collectie
Een verzameling van stripboeken die door een externe karakteriserende eigenschap
bij elkaar horen doordat expliciet aangegeven wordt dat ze bij elkaar horen.
Interne karakteriserende eigenschap
Een karakteriserende eigenschap van een stripverhaal. Een stripverhaal mag
maar één interne karakteriserende eigenschap hebben.
Externe karakteriserende eigenschap
Een karakteriserende eigenschap van een stripboek. Een stripboek
mag maar één externe karakteriserende eigenschap hebben.
Hoofdstuk
Een samenhangend deel van een stripverhaal dat bij een publicatie van
het stripverhaal expliciet is aangegeven.
Normaal stripboek
Een stripboek dat precies één stripverhaal bevat.
Verzamel stripboek
Een stripboek dat meerdere stripverhalen bevat met dezelfde
interne karakteriserende eigenschap.
Omnibus
Een stripboek met meerdere stripverhalen waarvan minstens twee
stripverhalen een verschillende interne karakteriserende eigenschap hebben.
Gereduceerde stripboekenserie
Alle normale en verzamelstripboeken die niet tot een collectie behoren en die een stripverhaal bevatten met een bepaalde interne karakteriserende eigenschap, en alle omnibussen die niet tot een collectie behoren waarvan een externe eigenschap gelijk is aan de bepalende interne karakteriserende eigenschap.
Subcollectie
Alle stripboeken uit een collectie met een stripverhaal met een bepaalde interne karakteriserende eigenschap.
Extended stripboekenserie
Alle stripboeken die een stripverhaal bevatten met een bepaalde interne karakteriserende eigenschap. Dit bevat dus de gereduceerde stripboekenserie, de subcollecties en de relevante omnibussen.
Los stripboek
Een stripboek dat niet met een ander stripboek tot een gereduceerde stripboekenserie behoort.
Los stripverhaal
Een stripverhaal dat niet met een ander stripverhaal tot een stripverhalenserie behoort.
Inhoudsopgave
Een lijst van stripverhalen in een stripboek genummerd in de volgorde waarin ze in het stripboek staan.
Referentie
Een verwijzing van een stripverhaal naar een stripboek waarin dat stripverhaal staat.
Stripverhalenserie
Alle stripverhalen met een bepaalde interne karakteriserende eigenschap.
Stripblad
Een op geregelde tijden verschijnend blad dat voornamelijk stripverhalen bevat.
Stripboekenreeks
Alle stripboeken uit een gereduceerde stripboekenserie of
een collectie die een bepaalde additionele eigenschap hebben.
Stripverhalenreeks
Alle stripverhalen uit een stripverhalenserie die een bepaalde additionele eigenschap hebben.
Vervolgverhaal
Een verzameling van stripverhalen die elkaar logisch opvolgen.